OggiOggi logo


Het verhaal van Jona

PDF


Ik wil niet naar Nineve!

Op een dag kreeg Jona een opdracht van God: Ga naar Nineve en vertel de bewoners dat Ik de stad zal verwoesten als ze hun leven niet beteren'. Jona gaat meteen op weg naar Jaffa. Daar in de haven ligt een schip dat op het punt staat om te vertrekken naar Tarsjiesj. Jona gaat aan boord. Hij weet heel goed dat het schip helemaal niet naar Nineve gaat....

 

Storm op zee

Het schip is nog maar net uitgevaren als er een zware storm opsteekt. Het waait zo hard dat de bemanning bang is voor schipbreuk. Ze gooien alle lading overboord om het schip zo licht mogelijk te maken. Het helpt niets: ze dreigen met man en muis te vergaan. Ten einde raad beginnen de mensen aan boord van het schip te bidden, ieder tot zijn eigen God.

Een man schijnt niets te merken van de storm en alle drukte. Die man is Jona. Hij ligt in het ruim te slapen alsof er niets aan de hand is. Maar dan wordt hij ruw wakker geschud door de kapitein. Waarom lig jij daar te slapen? Opstaan! Het schip vergaat! Ga tenminste bidden, misschien kan jouw God ervoor zorgen dat we niet verdrinken!

 

Jona, wie ben je?

Intussen hadden de matrozen tegen elkaar gezegd: dit is geen gewone storm. Kom, laten we het lot werpen, zodat we weten aan wie we dit ongeluk te danken hebben. Het lot valt op de onbekende man die in het ruim ligt te slapen...

Zodra de kapitein met Jona aan dek verschijnt bestormt de bemanning hem met vragen. Wie ben je? Weet jij soms wat er aan de hand is? Wat is je beroep? Uit welk land kom je? En tot welk volk behoor je?

Jona antwoordt dat hij een Hebreeër is, dat hij uit het land Israel komt en dat de Eeuwige zijn God is, 'de God die de hemel, de zee en het land heeft gemaakt'.

Wanneer Jona vertelt dat hij voor God op de vlucht is worden de mannen pas echt bang. Terwijl de golven inmiddels huizenhoog om het schip spoelen vragen ze Jona wat ze kunnen doen om de storm te bedaren. 'Er is maar een oplossing', zegt Jona. Gooi mij in zee, dan zal de wind weer gaan liggen.

 

Jona en de vis

Eerst weigeren de mannen om Jona zomaar overboord te zetten. Ze roeien uit alle macht om het vasteland te bereiken, maar het lukt niet. De storm wakkert hoe langer hoe meer aan, en raast met de kracht van een orkaan rond het schip. Dan begrijpt de bemanning dat er niets anders opzit. Ze gooien Jona in de golven. Meteen daarop gaat de wind liggen en wordt de zee weer kalm en zo glad als een spiegel.

Jona verdrinkt niet, want zodra hij in het water komt wordt hij met huid en haar ingeslikt door een grote vis. Drie dagen en drie nachten blijft Jona in de buik van de vis. Daarna spuugt de vis hem uit, op het strand.

 

Jona in Ninevé

Zodra hij aan land is krijgt Jona voor de tweede keer de opdracht van God om naar Nineve te gaan. Jona begrijpt dat er niets anders opzit en vertrekt meteen. In de stad aangekomen brengt hij de boodschap van God: Nog veertig dagen, dan wordt Ninevé verwoest!

De bewoners van Nineve geloven Jona meteen. Ze krijgen spijt van alle verkeerde dingen die ze hebben gedaan. Wanneer de koning van Nineve de woorden van Jona hoort doet hij zijn koninklijke mantel uit. Als teken van rouw zit hij niet langer op zijn troon, maar op de grond in het stof. Iedereen vast, zelfs de dieren van Nineve laten hun voer staan. De bewoners doen hun uiterste best om dat wat ze verkeerd deden weer goed te maken. God is heel blij met de veranderingen in Nineve. Hij komt terug op het oorspronkelijke besluit. De stad zal niet worden verwoest.

 

Jona is boos!

Intussen wacht Jona buiten de stad om te zien wat er gaat gebeuren. Als Nineve verwoest wordt, dan is dat jullie verdiende loon, zucht hij. Maar je zult zien, het is altijd hetzelfde liedje. Er gebeurt helemaal niks, want zodra mensen spijt krijgen van hun verkeerde daden vergeeft God ze meteen, in plaats van ze nou eens flink te straffen. En hoe langer Jona hier over nadenkt, des te bozer wordt hij.

Waarom ben je zo boos, Jona? hoort hij God zeggen. Omdat ik al vantevoren wist dat dit zou gebeuren, antwoordt Jona. U bent een God die zoveel van de mensen houdt dat u de stad toch niet zou kunnen verwoesten. Daarom wilde ik niet naar Nineve gaan.

 

De wonderboom

Het is midden op de dag. De zon brandt, en Jona heeft het erg warm. Ineens begint er een plantje te groeien. Zomaar. Het wordt alsmaar groter, en al gauw is het een boom met prachtige bladeren geworden. Jona kan nu heerlijk in de schaduw zitten. En tevreden valt hij in slaap, onder zijn eigen wonderboom.

Tegen de ochtend wordt Jona wakker. De wonderboom is dood! In de nacht heeft een worm hem opgegeten. Het enige dat van de wonderboom is overgebleven zijn een paar zielige sprietjes.

Jona begint hard te huilen. Mijn boom is dood! Ach mijn arme, lieve, mooie boom! snikt hij. Ik was er juist zo blij mee! Die dag wordt het snikheet. Vanuit de woestijn waait een verschroeiende, hete wind. Was ik maar dood! roept Jona.

 

Toen sprak God weer met Jona. Je hebt verdriet dat de wonderboom dood is. Je hebt medelijden met een boom, die je niet eens zelf gemaakt hebt, die je niet geplant hebt, die je geen water hoefde te geven en waarvoor je geen enkele moeite hebt hoeven te doen. Zou Ik dan geen medelijden mogen hebben met Nineve, die grote stad waar meer dan honderdtwintig duizend mensen wonen die allemaal door Mij geschapen zijn?


Meer over Jom Kippoer

Wat is Jom Kippoer?

Vasten en verzoening

sjoeldienst

knutsels en verhalen